Conceptueel kunstenaars produceren vaak in serie en kiezen er regelmatig voor hun werk niet zelf uit te voeren. Het gaat immers niet om een specifiek exemplaar van hun werk, het gaat om de idee erachter en dat kan prima in meervoud gemaakt en worden. De vorm is geen doel, maar slechts middel.
Nederlandse kunstenaars die tot de Conceptuele kunst gerekend worden zijn Marinus Boezem, Jan Dibbets en Ger van Elk. Al hebben zij gedrieën nooit een groep gevormd, ze exposeren in de jaren '60 –'70 regelmatig samen. De drie kunstenaars opereren ook in het internationale circuit, waarbij ieder zijn eigen contacten heeft. Zo heeft Boezem veel connecties in Italië. Hij ontdekt rond 1965 lucht als beeldend materiaal, maakt stapelingen van luchtbanden en ontwerpt ruimten waarin weer en wind een rol spelen. [vervolg tekst na de afbeeldingen]
Marinus Boezem Signing the sky above the port of Amsterdam by an aeroplane 1969, serie van drie zwart/wit foto's (PE drukken 1971/79), 49.5 x 79.5 cm
Marinus Boezem Signing the sky above the port of Amsterdam by an aeroplane 1969, serie van drie zwart/wit foto's (PE drukken 1971/79), 49.5 x 79.5 cm
Marinus Boezem Signing the sky above the port of Amsterdam by an aeroplane 1969, serie van drie zwart/wit foto's (PE drukken 1971/79), 49.5 x 79.5 cm
Marinus Boezem The absence of the artist 1970-1995, houten Thonet stoel, katoen, borduurzijde en een paar zwart-witte schoenen, 80 x 120 x 80 cm
Marinus Boezem Manzoni 1973 gesigneerd, gedateerd 1973, genummerd 3/5 en gesigneerd, getiteld "Manzoni" licht en schaduw, 1973 en genummerd 3/5 op achterzijde, geëtst spiegelglas, wit papier in houten lijst, 43.5 x 54.5 cm (incl.lijst)
[vervolg tekst] Dibbets studeert in 1967 in Londen en leert daar onder andere Richard Long kennen. Datzelfde jaar neemt hij afscheid van de schilderkunst en kiest ervoor met natuurmaterialen zoals gras en zand te gaan werken.
Van Elk heeft intensief contact met collega kunstenaars uit Californië zoals Allen Ruppersberg en John Baldessari, die hij tijdens een studieverblijf in Los Angeles leert kennen. In die tijd maakt hij gekleurde kunststof sculpturen en touwsculpturen voor aan de wand of in de ruimte. In de loop van 1968 exposeren de drie kunstenaars bij Galerie Riekje Swart in Amsterdam en later dat jaar in de Kunsthalle Bern op de tentoonstelling Junge Kunst aus Holland.
Als we de tentoonstellingen gewijd aan de internationale ontwikkelingen van de jaren ’60 en ’70 bekijken, blijkt dat Nederland en met name Amsterdam in de periode 1965-1975 dé ontmoetingsplek was voor Conceptueel kunstenaars uit Nederland, Europa en de Verenigde Staten.
Dit heeft te maken met het feit dat zowel de musea - het Stedelijk Museum Amsterdam - en galerieën als Riekje Swart en Art & Project veel aandacht besteden aan de nieuwste internationale tendensen. Wim Beeren neemt in 1969 als conservator van het Stedelijk Museum Amsterdam het initiatief voor de later beroemd geworden tentoonstelling Op Losse Schroeven, situaties en cryptostructuren.
Beeren is op dat moment vooral geïnteresseerd in de rol van nieuwe, onconventionele materialen als gas, licht en neon, en zijn onderzoek hiernaar vormt de basis voor de tentoonstelling Op Losse Schroeven. Boezem, Dibbets en Van Elk introduceren Beeren bij vernieuwende internationale kunstenaars. Op losse schroeven brengt vele nieuwe ontwikkelingen in de kunst samen: van Land Art tot Arte Povera en van Conceptuele kunst tot Post-minimal Art. Niet alleen de kunst maar ook de presentatie van het geheel is innovatief geweest. Net als Harald Szeemann met zijn beroemde expositie When Attitudes Become Form (Kunsthalle Bern), die een week later opent, toont Beeren het gebruik van nieuwe materialen in de kunst. Daarnaast bied hij ruimte aan tijdelijke performances en conceptuele ingrepen binnen en buiten de muren van het museum.
Marinus Boezem kiest ervoor een frisse wind door de muffe museumzalen te laten waaien door tijdens deze tentoonstelling beddengoed uit de ramen van het museum te laten wapperen. Lakens en kussens worden op aanwijzing van de kunstenaar door het kunstmanagement in de open ramen aan de voorzijde van het museum gehangen. Ger van Elk krijgt de mogelijkheid om zijn werk Luxurious Streetcorner te plaatsen waarbij aan de stoeprand buiten het museum saaie betonnen tegels vervangen werden door glanzend groene en witte keramische tegels. Met het werk Stedelijk museum op sokkel legt Jan Dibbets, als kritisch gebaar naar de museale instelling, de fundering van het Stedelijk museum bloot, door de vier hoeken van het museum uit te graven en hiermee het gebouw letterlijk op een voetstuk plaatsend.
De tentoonstelling met haar catalogus, performances, installaties en ingrepen in de openbare ruimte, laat zien dat de kunstenaar zich een nieuwe rol heeft toegeëigend. Hij is leverancier van een idee geworden, een ander voert dit idee vaak (mede) uit. Bij de kunstenaar staat vanaf nu de idee centraal, de vorm en uitvoering die daar uiteindelijk bij past, is van ondergeschikt belang. Kunstenaars kiezen vaak voor nieuwe media zoals fotografie, video, documenten, installaties en performances om hun ideeën gestalte te geven. Conceptuele kunst past bij de typische drang van de jaren ‘60 naar een totaal andere wijze van presentatie.
Bronnen:
Onmetelijk optimisme, kunstenaars en hun bemiddelaars in de jaren 1945-1970, Zwolle 2006; Conceptuele kunst in Nederland en België, 1965-1975, Stedelijk Museum Amsterdam, 2002
www.stedelijkmuseum.nl
Deel dit item
facebook twitter